-
1 techniek
1 [nodige bewerkingen/verrichtingen om iets tot stand te brengen] technique2 [bewerkingen met betrekking tot de industrie] engineering, technology4 [technische hulpmiddelen] technics, technology♦voorbeelden:1 een techniek aanleren • learn a technique/skilleen techniek toepassen • apply a technique (to)2 geavanceerde technieken • advanced techniques, high-tech(nology)over onvoldoende techniek beschikken • possess insufficient skills -
2 werktuig
1 instrument 〈 ook figuurlijk〉; 〈 handwerktuig〉 tool 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ piece of equipment 〈 ook techniek, technologie〉, 〈 techniek, technologie ook〉 machine♦voorbeelden: -
3 übertragen
übertragen11 overdrachtelijk, figuurlijk————————übertragen22 overdragen ⇒ opdragen, toewijzen♦voorbeelden: -
4 utile
utile [uutiel]♦voorbeelden:ce livre vous renseignera utilement • dit boek kan u nuttige informatie verschaffenutile à consulter • nuttig om te raadplegenjoindre l' utile à l'agréable • het nuttige met het aangename verenigenadj1) nuttig2) bruikbaar -
5 Strom
〈m.; Strom(e)s, Ströme〉♦voorbeelden:es gießt, regnet in Strömen • het stortregent, het regent pijpenstelen -
6 impulsion
impulsion [ẽpuulsjõ]〈v.〉1 impuls ⇒ drang, neiging♦voorbeelden:f1) impuls, neiging2) aanzet, aandrijving [techniek] -
7 Schlitten
Schlitten〈m.; Schlittens, Schlitten〉♦voorbeelden:1 Schlitten fahren • sleeën, sleetje rijden¶ 〈 figuurlijk〉 mit jemandem Schlitten fahren • (a) met iemand de vloer aanvegen; (b) iemand uitkafferen -
8 piece
n. stuk; gedeelte; instrument; uitvoering; muntstuk--------v. samenvoegenpiece1[ pie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 stuk ⇒ portie, brok; onderdeel, deel 〈 ook techniek, technologie〉; stukje (land), lapje, eindje; schaakstuk; damschijf; munt/geldstuk; artikel; muziek/toneelstuk; 〈 leger〉 kanon, geweer♦voorbeelden:five cents a piece • vijf cent per stukpiece of furniture • meubel(stuk)piece of information • inlichting, mededelingpiece of (good) luck • buitenkansjepiece of music • muziekstukpiece of news • nieuwtjepiece of string • eindje touw, touwtjethat's a fine piece of work • dat ziet er prachtig/prima uitbreak to/fall in pieces • in stukken/uit elkaar vallen〈 informeel〉 come/go (all) to pieces • (helemaal) kapot gaan 〈 ook figuurlijk〉; instorten, in/uit elkaar vallen, bezwijkencome to pieces • uit elkaar genomen kunnen wordentake something to pieces • iets uit elkaar nemenpiece by piece • stuk voor stukbe paid by the piece • stukloon krijgenin pieces • in/aan stukken〈 figuurlijk〉 be (all) of a piece with • (helemaal) van dezelfde aard/hetzelfde slag zijn als; uit hetzelfde hout gesneden zijn alsof a piece • in/uit één stuk〈 Brits-Engels〉 (nasty) piece of work/goods • (gemene) vent/griet〈 informeel〉 pick up the pieces • de stukken/brokken lijmen〈 informeel〉 (all) shot to pieces • (helemaal) kapot; ontzenuwd 〈 argumenten〉; de bodem ingeslagen 〈 verwachtingen〉→ set set/————————piece2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:piece on to • vasthechten aan, verbinden met -
9 contact
contact [kõtaakt]〈m.〉♦voorbeelden:au contact de • door, bij de aanraking metentrer en contact • in aanraking komen (met elkaar)entrer, se mettre en contact avec qn. • in contact treden met iemandau contact de qn. • onder iemands invloeden contact avec • in verbinding, contact metm1) contact, aanraking2) verbinding, relatie, omgang3) contactpersoon [spion] -
10 couture
-
11 écho
écho [eekoo]〈m.〉♦voorbeelden:être l'écho de • een afspiegeling zijn vann'être jamais qu'un écho de • op zijn best slechts een afspiegeling zijn vanse faire l'écho d'un bruit • een gerucht verspreidenrester sans écho • geen weerklank vinden, niet aanslaan2 échos d'un journal • (mondaine, plaatselijke) nieuwtjes in een krantavoir eu quelques échos de qc. • ergens iets over opgevangen hebbenm1) echo, weerklank2) gerucht -
12 verankeren
2 [vastleggen door middel van ankers] anchor3 [figuurlijk] embed♦voorbeelden:dat ligt in ons bestaan verankerd • that is embedded in our existence -
13 Futter
Futter〈o.; Futters, Futter〉♦voorbeelden: -
14 collar
n. kraag--------v. bij de kraag vattencollar1[ kollə] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ hot hot/————————collar2〈 werkwoord〉 -
15 modulate
v. moduleren; vormen[ modjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: modulation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 regelen ⇒ afstemmen, reguleren -
16 passive
adj. passief, lijdzaam; onverschillig--------n. passief; lijdende vormpassive11 passief ⇒ passieve/lijdende vorm————————passive2♦voorbeelden:passive smoker • meeroker, passieve roker¶ passive balance of trade • passieve/ongunstige handelsbalanspassive obedience • onvoorwaardelijke gehoorzaamheid -
17 winding
adj. kronkelend; jonglerend; spiraalvormig--------n. kronkeling, slingering--------v. kronkelen; winden; opwinden; omwinden; veranderen van richting[ wajnding]2 kronkel(ing) ⇒ bocht, draai -
18 coussin
coussin [koesẽ]〈m.〉♦voorbeelden:m -
19 couvercle
couvercle [koeverkl]〈m.〉♦voorbeelden:m -
20 protection
protection [protteksjõ]〈v.〉♦voorbeelden:protection routière • bevordering van de verkeersveiligheidf1) bescherming2) beschermer3) dekking
См. также в других словарях:
Abe Lenstra — (1955) Abe Lenstra ([ ɑ:bə lɛnstɾa], * 27. November 1920 in Heerenveen; † 2. September 1985 ebenda) war ein niederländischer Fußballspieler. Er spielte seit de … Deutsch Wikipedia
Watersnoodwedstrijd — Unter dem Namen Watersnoodwedstrijd (niederländisch – „Flutopferspiel“; wörtlich: watersnood = „Überschwemmungskatastrophe“, wedstrijd = „Wettkampf“) wurde ein Benefiz Fußballspiel bekannt, dessen Erlös für die Opfer und Hinterbliebenen der… … Deutsch Wikipedia